Lees voor

Rassenonderzoek

Binnen Naktuinbouw voert Rassenonderzoek onderzoek uit naar de identiteit van plantenrassen door middel van het DUS-onderzoek. DUS staat voor onderscheidbaarheid, uniformiteit en stabiliteit.

Om kwekersrecht en/of toelating voor een ras te krijgen, worden rassen onderzocht op DUS. Voor rassen van landbouwgewassen is ook Cultuur- en Gebruikswaarde-onderzoek (CGO) nodig. Daarnaast kunt u bij ons terecht om de identiteit van uw materiaal te laten vaststellen, resistenties te laten bepalen en onderzoek te laten doen naar rasechtheid en raszuiverheid.

Helpdesk DUS-onderzoek

Binnen Rassenonderzoek hebben wij een helpdesk waar u terecht kunt met al uw praktische en technische vragen rondom kwekersrecht en DUS-onderzoek in alle gewassen. Onze deskundige medewerkers helpen u graag. Wilt u persoonlijk worden geadviseerd door één van onze medewerkers, neem dan contact met ons op via e-mail.

Registreren als klant

Voor registratie als klant van Naktuinbouw om gebruik te maken van onze diensten van Rassenonderzoek vult u dit formulier in.

Registratieformulier

Veelgestelde vragen (FAQ)

U kunt zich voor onze nieuwsbrieven aanmelden op onze website: www.naktuinbouw.nl/nieuwsbrief

Op onze website vindt u meer informatie over onze certificeringen en accreditaties.

Ieder plantenras dat voldoet aan de voorwaarden voor onderscheidbaarheid, uniformiteit en stabiliteit. Het ras voldoet aan de nieuwheidseisen en heeft een juiste benaming. Nieuwheid houdt in dat het ras niet is verhandeld na de toegestane termijnen.

Dit zijn plantenrassen die door mutatie zijn ontstaan uit een ander ras. Deze rassen zijn onder dezelfde voorwaarden te beschermen met kwekersrecht. Ook kunnen deze rassen onder de definitie van ‘afgeleid ras’ (EDV) vallen. In dat geval moet de vinder van de mutant afspraken maken met de kwekersrechthouder van het oorspronkelijke ras over de exploitatie.

In alle gevallen waar de kwekersrechtonderzoeker de onderscheidbaarheid vaststelt met gebruikmaking van de regelgeving van de Nederlandse Raad voor plantenrassen (Rvp) of het Europese Bureau voor Plantenrassen (CPVO). Deze regels zijn afgeleid van de UPOV-richtlijnen. De UPOV is de internationale organisatie die het kwekersrechtsverdrag heeft vastgesteld. Bij de UPOV zijn meer dan 70 landen aangesloten.

Na ontvangst van de aanvraagformulieren en de betaling van de aanvraag- en onderzoekskosten wordt het zaad- of plantmateriaal (identiteitsmateriaal) bij de aanvrager opgevraagd. Bij de uitvoerende instituten (bijvoorbeeld Naktuinbouw) wordt het identiteitsmateriaal gezaaid of geplant.

In één tot twee groeiseizoenen wordt onderzocht of het ‘identiteitsmateriaal’ van de aanvraag voldoet aan de eisen van onderscheidbaarheid, uniformiteit en stabiliteit. Ook de voorgestelde naam wordt getoetst. Tenslotte wordt nagegaan of aan de voorwaarden voor nieuwheid wordt voldaan.

Duurt het DUS-onderzoek meerdere jaren, dan wordt ieder jaar een tussenrapport verzonden. Als het DUS-onderzoek is afgerond, wordt het resultaat vastgelegd in een eindrapport. Voldoet het kandidaatras aan de voorwaarden, dan wordt het positieve eindrapport inclusief een rasbeschrijving verzonden. Deze documenten vormen de basis voor de verlening van het kwekersrecht. Voldoet het kandidaatras niet aan de voorwaarden, dan volgt een negatief eindrapport.

Rassen waar Nederlands kwekersrecht aan wordt verleend, worden opgenomen in het Nederlands Rassenregister van de Raad voor plantenrassen. Rassen waar Europees kwekersrecht aan wordt verleend, worden toegevoegd aan het rassenregister van het CPVO.

Het analyseren en vastleggen van DNA-materiaal of DNA-patronen maakt, met uitzondering van aardappel, geen onderdeel van het DUS-onderzoek uit. Wel kan onder voorwaarden plantmateriaal worden ingevroren voor latere DNA-bepaling. Bij vermeende inbreuken kan het analyseren en vergelijken van DNA wel (ondersteunend) bewijs leveren. Deze mogelijkheid wordt in toenemende mate gebruikt.

Dat kan, maar alleen onder een aantal strikte voorwaarden.

Bij vermeende inbreuk kan men overwegen om rechtstreeks contact op te nemen met de persoon of het bedrijf dat vermoedelijk inbreuk maakt. U moet dan wel weten wie de vermoedelijke inbreukpleger is. In onderling overleg wordt minstens 90% van de vermeende inbreuken opgelost of geschikt. In dit stadium kunnen beide partijen, liefst gezamenlijk, Naktuinbouw vragen om een onderzoek.

Deze procedure is geen basis voor een later rechtsgeding. Het meest krachtige middel is om bij vermeende inbreuk via een gespecialiseerd advocatenkantoor de rechtbank in te schakelen. De rechtbank kan dan opdracht geven tot een formele inbeslagname van materiaal bij beide partijen en/of het uit de handel halen van materiaal. Naktuinbouw kan worden verzocht om namens de rechtbank een vergelijkende opplant uit te voeren en/of een DNA-onderzoek te doen. De rechtbank neemt de beslissing in een vonnis.

Bij kwekersrecht is dit relatief eenvoudig na te gaan door het raadplegen van de openbare registers voor kwekersrecht. Voor Nederlands kwekersrecht is dat het Nederlands Rassenregister (NRR) via www.raadvoorplantenrassen.nl. Voor het Europees kwekersrecht is dat de database van het CPVO, zie www.cpvo.europa.eu.

Voor octrooi is dit lastiger. In ESPACENET zijn 80 miljoen octrooien te bekijken, zie www.epo.org/searching/free/espacenet.html. Het is echter niet mogelijk om daar na te gaan in welke plantenrassen octrooien verwerkt zijn. De European Seed Association (ESA) heeft een databank met op vrijwillige basis ingebrachte informatie over rassen met octrooi-elementen. Zie ook vraag: Bestaat een ESA-database met octrooi?

Kwekersrecht is maximaal 25 jaar geldig vanaf de dag dat het kwekersrecht is verleend. Bij bepaalde gewassen (in Nederland onder andere bomen, aardappelen en bloembollen) is de geldigheid 30 jaar.

De geldigheid van het octrooi is maximaal 20 jaar vanaf de dag dat de octrooiaanvraag is ingediend. In speciale gevallen is verlenging mogelijk tot 25 jaar.

Het antwoord is nee. De vraag of een ras onder een octrooi valt, is niet zo eenvoudig te beantwoorden als de vraag of een ras beschermd is met kwekersrecht. Zie ook vraag: Hoe weet je of iets beschermd is met kwekersrecht of octrooi?

Het antwoord is ja. De database heet PINTO, zie hier. In de database staan rassen die onder de beschermingsomvang van een octrooi vallen. Het aantal rassen dat hierin opgenomen is, is afhankelijk van de vrijwillige medewerking van bedrijven. Het is beperkt tot Europa.

Het aantal geoctrooieerde eigenschappen in plantmateriaal is een paar honderd, maar dit betreft veel meer rassen. Het belangrijkste verschil is de aanwezigheid van een volledige veredelingsvrijstelling in het kwekersrecht en de afwezigheid of beperking van een veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. Verder verschilt het onderzoek dat aan verlening voorafgaat wezenlijk. Tenslotte verschilt de regelgeving van het octrooirecht vrij sterk van land tot land. Voor het kwekersrecht geldt dit in mindere mate.

Een Nederlands kwekersrecht kost éénmalig € 539 aan aanvraagkosten en op jaarbasis tussen de € 2.000 en € 4.600 aan onderzoekskosten, afhankelijk van het type gewas. Voor siergewassen is doorgaans één jaar onderzoek voldoende en voor groente en landbouw twee jaar. Er zijn in het Nederlands kwekersrecht geen instandhoudingskosten (zogeheten ‘jaarcijnzen’) meer.

Een Europees kwekersrecht kost € 450 (digitaal) of € 800 (schriftelijk) aan aanvraagkosten en op jaarbasis tussen € 1.900 en € 3.900 aan onderzoekskosten, afhankelijk van het type gewas. Het aantal onderzoeksjaren is ook hier doorgaans één jaar voor siergewassen en twee jaar voor groente en landbouw. Daarnaast zijn jaarcijnzen verschuldigd van € 380 gedurende ieder jaar van de looptijd van het kwekersrecht. De kosten voor een gemachtigde en eventuele rechtbankkosten zijn afhankelijk van diverse factoren. Maar deze kosten liggen lager dan die voor octrooi.

Een octrooi brengt aanvraag- en instandhoudingskosten met zich mee. De aanvraagkosten zijn eenmalig.

Als u de aanvraag zelf invult, bestaan deze kosten voor Nederlands octrooi uit:

  • de aanvraagkosten van € 80 (digitaal) of € 120 (schriftelijk); en
  • het verplichte onderzoek naar de stand van de techniek van € 100 (nationaal) of € 794 (internationaal). Uw octrooi geldt maximaal 20 jaar.

De kosten voor deskundige hulp van octrooigemachtigden kunnen oplopen. Octrooigemachtigden hanteren namelijk een uurtarief, vergelijkbaar met dat van advocaten. Een Nederlandse aanvraag kost in totaal tussen de € 5.000 en € 10.000. Daarnaast zijn er instandhoudingskosten, oplopend van € 40 tot € 1.400 per jaar. Als u de handhaving van een octrooi voor een rechtbank wilt uitvechten, dan kost dit in eerste instantie tussen de € 20.000 en € 70.000.

De rasbeschrijvingen van aanvragen voor kwekersrechtverlening en toelating in Nederland behoren toe aan de Raad voor plantenrassen.

U vindt de rasbeschrijvingen op hun website door op 'Naar nationaal rassenregister' te klikken. Oudere rasbeschrijvingen kunnen op aanvraag geleverd worden door Naktuinbouw of het CPVO.

Dat is afhankelijk van het gewas. Wij proberen het materiaal in onze reguliere proeven op te nemen. Als dat niet kan, kunnen wij speciaal een proef doen. Daarvoor maken wij dan mogelijk een offerte.

De teeltduur is voor elk gewas anders. Wij laten u weten wanneer u de uitkomst kunt verwachten.

Hierover kunt u contact opnemen met Keuringen. Zij zorgen dat een keurmeester bij u komt bemonsteren.

In de regel wordt resistentie gemeld op de technische vragenlijst die bij de aanvraag hoort (Technical Questionnaire; TQ).

  • In hoofdstuk 5 en 7.3.1 wordt bij sommige gewassen o. a. gevraagd naar resistenties, en de resistentietoets is verplicht als de mogelijkheid om ‘not tested’ in te vullen ontbreekt. Voor alle duidelijkheid: Resistentie is nooit verplicht voor toelating of kwekersrecht, alleen de toetsing op resistentie kan verplicht zijn.
  • In hoofdstuk 7.1 kunt u resistenties melden waarvoor geen protocol is vastgesteld, maar die door ons nagetoetst moeten kunnen worden. Voor deze resistenties moet u een protocol delen. Hiermee kunnen wij bij het CPVO een additioneel kenmerk aanvragen.
  • In hoofdstuk 7.3.1 kunt u onderaan ook extra resistenties melden die niet voorkomen in de geldende richtlijn.

Wanneer de aanvraag sterk lijkt op een bestaand ras, maar verschillend is vanwege het nieuwe kenmerk, moet een additioneel kenmerk worden aangevraagd bij het CPVO. Een vergelijkbare procedure geldt bij nationale toelating en kwekersrecht.

De eisen voor een kenmerk zijn beschreven in UPOV TGP/5/10. Voor resistentiekenmerken geldt dat zowel de ziekte als de resistentie goed gedocumenteerd moeten zijn en de toetsing uitvoerbaar moet zijn door een officiële instantie of eventueel onder auspiciën van een officiële instantie.

Wij ontvangen graag de nodige achtergrondinformatie over het nieuwe resistentiekenmerk van de aanvrager. Die informatie kunnen wij vertrouwelijk behandelen. Wij bestuderen ook andere informatie over het onderwerp. Op grond hiervan maken wij een inschatting van de uitvoerbaarheid van de toets. De kosten en de risico’s van de toetsing moeten in verhouding staan tot het belang van de resistentie in het DUS-onderzoek. De toetsmethodiek moet geschikt zijn voor het vaststellen van uniformiteit.

Het CPVO beoordeelt vervolgens of het kenmerk voldoet aan de eisen in de UPOV TGP/5/10. Hoewel hierbij dezelfde criteria als bij onze eigen beoordeling worden gebruikt, is de uitkomst toch niet altijd te voorspellen. Omdat het CPVO meer rekening houdt met de vooruitzichten voor harmonisatie van onderzoek tussen lidstaten.

Na de acceptatie van een resistentie als additioneel kenmerk zullen wij de noodzakelijk geachte resistentietoets uitvoeren of laten uitvoeren en het resultaat opnemen in de rasbeschrijving.

Additionele kenmerken worden niet automatisch toegevoegd aan het geldende CPVO-protocol voor rasbeschrijving. Zo’n definitieve toevoeging aan het protocol hangt niet af van één aanvraag, maar is afhankelijk van de stand van de veredeling.

Als de toets door een officiële instantie niet uitvoerbaar is, kan toestemming worden gevraagd aan het CPVO voor een blinde toets bij de aanvrager of elders, en visuele beoordeling van de toets door een officiële instantie.

Het antwoord is nee. Alleen de melding onder hoofdstuk 5 en soms ook in hoofdstuk 7.3.1 is verplicht. Verder bent u vrij om een resistentie niet te melden.

Als een resistentie niet verplicht is, kan het toch nuttig zijn om deze resistentie aan ons te melden. Hoe meer wij weten van een ras, hoe beter wij in staat zijn om het ras te beschermen tegen mogelijke inbreuk. Ook kunnen wij ons onderzoek efficiënter uitvoeren. Bovendien zijn wij beter in staat om de regelgeving tijdig aan te passen aan de stand van de veredeling.

Hier kunnen goede redenen voor zijn, bijvoorbeeld omdat bij registratie slechts één geharmoniseerd toetsprotocol wordt gebruikt, terwijl de interpretatie van de resultaten voor verschillende klimaatzones kan verschillen. Toch blijven wij uiteraard altijd streven naar overeenstemming.

Alle verplicht in te vullen resistentiekenmerken worden door ons gecontroleerd door middel van een officiële toets. Ook additionele kenmerken worden door ons gecontroleerd. Daarnaast controleren wij alle informatie die wij nodig hebben bij het uitkiezen van vergelijkers en voor onderscheid van de nieuwe aanvraag ten opzichte van de beste vergelijker. Andere informatie wordt niet of steekproefsgewijs gecontroleerd. Wij streven ernaar om de officiële resistentietoetsingen uit te voeren voor aanvang van de eerste groeicyclus.

Als er volledige correlatie tussen een resistentietoets (biotoets) en een merkertoets op een resistentiegen blijkt te zijn, mogen wij soms een merkertoets te gebruiken. Naktuinbouw is hierbij gebonden aan het CPVO-protocol. Een biotoets en merkertoets worden in enkele gevallen beide beschreven in het CPVO-protocol. Het resultaat van onze merkertoets vergelijken wij met de gegevens van het TQ, die gebaseerd moeten zijn op een biotoets. Bij tegenspraak tussen merkertoets en biotoets voeren wij alsnog een biotoets uit. De biotoets geeft in zulke gevallen uiteraard de doorslag.

Mocht er tegenspraak blijken met de opgave op de TQ, dan informeert Naktuinbouw de aanvrager daar direct over. Dit is van invloed op de keuze van de vergelijkende rassen voor de tweede veldproef. Mocht er hierdoor ook een derde proef nodig zijn, dan heeft dit gevolgen voor de totale kosten van het onderzoek.

Het antwoord is ja. Wij raden dit aan in het geval van nieuwe resistenties, d.w.z. resistenties die niet eerder zijn gebruikt in het DUS-onderzoek. Door zo’n melding vooraf kunnen wij alle nodige voorbereidingen treffen, bijvoorbeeld de aanvraag van een additioneel kenmerk bij het CPVO. Dat is nodig om het resistentiekenmerk in de officiële rasbeschrijving op te kunnen nemen.

Het antwoord is ja. Hoe eerder, hoe beter. Dit kan per brief of per e-mail en wordt niet anders behandeld als een melding op de TQ. Althans, als de tijd het nog toelaat. Bij meldingen onder hoofdstuk 7.2 zullen wij nagaan of wij voldoende informatie over de toetsmethodiek voorhanden hebben. Sommige resistenties zijn niet in de richtlijn opgenomen, maar wel bij ons bekend. Andere resistenties zijn nieuw voor ons.

Het antwoord is ja. Beter laat dan nooit. Wij kunnen uw informatie opnemen in onze rasdocumentatie. Dit leidt tot een betere bescherming van uw ras.

Om u te registreren als klant van Naktuinbouw om gebruik te maken van onze diensten vult u dit formulier in.

U kunt autorisatie aanvragen door dit aan te kruisen op het aanvraagformulier kwekersrecht en/of toelating. Als u niet direct bij de aanvraag voor kwekersrecht en/of toelating, maar in een later stadium autorisatie wilt aanvragen, kunt u dit formulier per e-mail aan ons sturen.

Download hier de volledige tekst van de beschikking (2004/842/EG).

Deze kunt u vinden op de pagina: Autorisatie: verhandeling materiaal nog niet toegelaten rassen, alinea "Over de regeling".

Rassenonderzoek voert deze werkzaamheden uit. U vindt hier het tarief per derde landen synoniem.

Een derde landen synoniem vraagt u aan door het aanvraagformulier derde landen synoniem in te vullen. Het aanvraagformulier stuurt u per e-mail naar ons toe. Naktuinbouw verwerkt deze aanvragen strikt vertrouwelijk. Wij toetsen een derde landen synoniem en verwerken deze administratief. Als u dat wenst, geven wij een verklaring af.

Keuringen voert de werkzaamheden voor autorisatie van uw groenteras uit. U vindt het aanvraagtarief hier, zie pagina 12. 

Ja, voor de uitgezaaide autorisatiemonsters worden kosten in rekening gebracht volgens de tarieven Rassenonderzoek 2024.

Rassenonderzoek voert deze werkzaamheden uit. U vindt hier het tarief per aanvraag voor de Interne lijst.

Gebruik het aanvraagformulier Interne Naktuinbouw lijst. Ook dient u een technisch beschrijvingsblad van het ras in te sturen (een zgn. TQ).

In Nederland kunt u de naamlijsten bestellen via www.internationalplantnames.com. Klanten buiten Nederland (maar binnen de EU) dienen bij de bestelling hun BTW-nummer te vermelden.

Ook zijn de naamlijsten af te halen bij Naktuinbouw (Sotaweg 22, Roelofarendsveen) of bij Plantentuin Esveld (Rijneveld 72, Boskoop).

Het raadplegen van de database met de namen van de houtige gewassen en vaste planten kan via www.internationalplantnames.com.

Op deze pagina vindt u het tarief voor bepaling van rasechtheid en raszuiverheid.

Als u meent dat DNA-onderzoek nodig is om de identiteit van materiaal vast te stellen: ook dat kan Naktuinbouw verzorgen. De combinatie van DNA-onderzoek en onderzoek op de proeftuin is juridisch krachtig. Naktuinbouw Variety Tracer staat klaar om u te helpen.

Wilt u een bedrijfsproef uitvoeren, dan kunt u dit aangeven op het aanvraagformulier. U kunt kiezen of u de proef zelf gaat beoordelen of dit laat doen door de keurmeester van Naktuinbouw. Wordt de bedrijfsproef in het buitenland uitgevoerd, dan moet u altijd de proef zelf beoordelen. U beoordeelt de onderscheidbaarheid en uniformiteit en levert ondersteunend bewijs in de vorm van foto’s.

Voor een bedrijfsproef gelden verschillende tarieven. De tarieven vindt u hier.

U vindt het tarief van een technisch onderzoek Amerikaans kwekersrecht hier.

Als u twee DUS-proeven in één jaar wilt, dan brengen wij de (Nederlandse) onderzoekskosten per proef in rekening bij aanvang van de proef. De onderzoekskosten vindt u op de website van de Raad voor plantenrassen.

U kunt twee proeven in één jaar aanvragen door het aan te geven op het aanvraagformulier. Het aanvraagformulier vindt u hier.

Als ÚKZÚZ of ÚKSÚP de tweede proef uitvoert, moet u rekening houden met de inzenddata in Tsjechië (CZ) respectievelijk Slowakije (SK). Naktuinbouw moet voor die inzenddata het materiaal daar naartoe kunnen sturen. De inzenddata voor Tsjechië (CZ) en Slowakije (SK) vindt u op de website van het CPVO.

Een verzoek voor een technisch onderzoek Amerikaans kwekersrecht dient u per e-mail in.

Na ontvangst van het verzoek wordt het verzoek meestal eerst kortgesloten met de gewasverantwoordelijke en wordt daarna voor een terugkoppeling gezorgd.

U vindt het tarief per resistentietoets hier.

Om resistentietoetsen aan te vragen, kunt u ons een e-mail sturen.

De meeste aanvragen voor resistentietoetsen of determinaties kunnen wij binnen 6 tot 12 maanden afhandelen. Als een toets urgent is, proberen wij de toetsplanning aan te passen.

De tarieven van resistentietoetsen, isolaten en inoculum vindt u hier.

Een resistentietoets of een levering van een isolaat vraagt u aan door ons een e-mail te sturen.

De levertijd is voor de meeste isolaten 1-2 weken. Voor vers materiaal van obligate parasieten zoals Bremia lactucae en Peronospora effusa kan de levertijd langer zijn.

Als u meer informatie wilt ontvangen, dan kunt u ons een e-mail sturen.

Als u meer informatie wilt ontvangen, dan kunt u ons een e-mail sturen.

Een determinatie van een isolaat vraagt u aan door ons een e-mail te sturen.

Als u meer informatie wilt ontvangen, dan kunt u ons een e-mail sturen.

Ja, een monster van honderd zaden is vereist voor elke resistentietoets op een ras van een zaadvermeerderd gewas. Bij onze toetsingen maken wij gebruik van minstens twintig planten per toets. Dit aantal is het voorgeschreven minimum voor de beoordeling van uniformiteit van zaadvermeerderde gewassen. Wij vragen meer zaden op vanwege herhalingstoetsen die in enkele gevallen nodig zijn. Ook houden wij altijd rekening met tegenvallende kiempercentages.

Voor vegetatief vermeerderde rassen zijn vergelijkbare aantallen planten nodig.